maandag 13 december 2010

Praten

We praten zelden. Niet dat hij niet wilt, maar deze keer ben ik de schuldige. Ik praat nochtans graag en veel. Maar niet bij hem. Bij hem voel ik mij rustig. Op mijn gemak. Mijn hoofd komt tot rust en daar wil ik ten volle van genieten.

Bij hem wil ik niet praten of toch zo min mogelijk. Ik wil genieten van de stilte. De rust. In mijn hoofd. Het gebeurt zelden dat ik mij zo kan ontspannen. Ik geniet zonder dat mijn hoofd moet werken. En dat doet zo’n deugd.

En dus praten we niet veel alhoewel hij wel zou willen. Elke keer opnieuw zie ik hem spartelen om een gesprek met mij te kunnen beginnen. Om mij beter te leren kennen, veronderstel ik. Maar ik zwijg elke keer. Hij zucht dan en kust me zachtjes op mijn voorhoofd. “Waarom vraag je nooit wat?” fluistert hij dan. Elke keer opnieuw haal ik mijn schouders op. “Ik weet het niet” zeg ik terwijl ik mijn hoofd van hem afwend. Elke keer opnieuw verbijt ik dan mijn tranen want ik weet verdomd goed waarom niet.

Mensen in mijn omgeving vragen mij geregeld over hem uit. Heel vaak moet ik hen het antwoord schuldig blijven. “Wat doen jullie dan een ganse avond?” vragen ze bezorgd. “Tja, we wandelen, kijken wat TV en spelen wat spelletjes” zeg ik dan. Ze geloven mij, denk ik. Ik weet het niet.

Heel vaak lig ik naast hem waarbij zijn arm rondom mij ligt. Ik kijk dan naar hem. Naar zijn gezicht. Zijn stoppelbaard. Zijn lichaam. Ik luister naar het kloppen van zijn hart en analyseer zijn ademhaling. En dan voel ik mij gelukkig. Soms opent hij zijn ogen en verschiet hij. “Wat zit je mij toch aan te staren?”. “Wat gaat er toch in dat hoofdje van je om?” vraagt hij zachtjes. “Niets” zeg ik dan. Helemaal niets en dat voelt goed. Heel goed. Maar dat zeg ik hem nooit. Ik vind de woorden nooit en mocht ik ze vinden dan ontbreekt het mij vaak aan moed.

Ik herinner mij nog goed de eerste keer dat ik hem toch een vraag stelde. Het had me enorm veel moeite gekost, maar na een 5-tal maanden had ik hem eindelijk gevraagd of hij een vriendin had. “Eindelijk vraag je dat!”, zei hij terwijl een trotse “nee” volgde. “Waarom vroeg je dat toch niet eerder?”. “Omdat ik het al wist”, verzon ik.

Ondertussen zijn we bijna een jaar verder en nog steeds vraag ik hem zo weinig mogelijk. En dat is niet omdat ik tot rust wil komen, maar omdat ik er een grondige reden voor heb. Ik ben bang dat door al mijn vragen (en zijn bijhorende antwoorden) ik hem interessant en leuk ga vinden. En dat wil ik niet. Ik wil niet verliefd worden.

En dus praten we niet.

Al zou ik wel willen.

Want ik heb hem zoveel te zeggen….

Geen opmerkingen: